Cognitieve functies

Casus Tim: zevenjarige jongen met ADHD

Tim is een zevenjarige jongen met een geschiedenis van problemen op het gebied van aandacht, hyperactiviteit en impulsiviteit, zowel op school als thuis. Zijn gedrag viel op in de kleuterklas, en vanaf groep 3 werd duidelijk dat zijn aandachts- en gedragsproblemen hem belemmerden in zijn functioneren, zowel op het gebied van leren als in de omgang met anderen.

Tim had moeite om te doen wat van hem gevraagd werd (ging zijn eigen gang, had moeite om aan het werk te gaan, kletsen met klasgenoten) en kon moeilijk aansluiting vinden bij klasgenoten. Zijn leraar meldde dat hij niet gelijk opging met zijn klasgenoten bij lezen, spelling en rekenen. Zowel ouders als leraar hadden het gevoel dat het er wel in zat, maar er niet uitkwam bij Tim. De intern begeleider liet de BRIEF-2 Screener invullen door één van de ouders en de leraar. De scores op de Screeners wezen sterk op zwakke executieve functies. De huisarts verwees Tim door voor uitgebreider onderzoek.

Verder neuropsychologisch onderzoek wees uit dat er sprake was van een gemiddeld intelligentieniveau, met verwerkingssnelheid- en werkgeheugenscores in het laaggemiddelde gebied. Leervaardigheden lagen net binnen de normale grenzen, en de communicatievaardigheden waren voldoende. Fijne motoriek was vrij zwak, maar zijn grove motoriek was goed. De resultaten op aandachtstaken wezen uit dat Tim moeite had om zijn aandacht vast te houden en dat er sprake was van een sterk variërende reactiesnelheid. Tim had ook aanzienlijke problemen op taken voor complexere executieve vaardigheden, zoals het onthouden van woordenlijsten en het uitvoeren van visuele constructietaken. Tijdens het onderzoek was sprake van een grote bewegingsonrust.

De scores op de BRIEF-2-suggereerden tal van aandachtspunten. De scores op de validiteitsschalen lagen binnen het normale gebied, wat wees op een geldige afname, hoewel de Negativiteitsscore bij de Leraarrapportage bijna significant was, wat zou kunnen betekenen dat de problemen op school ernstiger waren dan thuis of dat de leraar de problemen als zeer belemmerend ervaart. In de tabel hieronder is te zien dat de profielen voor de Ouder- en Leraarrapportage vergelijkbaar waren. Elk profiel gaf algeheel verhoogde T-scores aan, met de hoogste scores op de schalen Inhibitie, Zicht op eigen gedrag en Werkgeheugen. De resultaten suggereerden ernstige problemen bij het beheersen van impulsen en bewustzijn van het eigen gedrag ten opzichte van anderen, in combinatie met een beperkt vermogen om informatie voor korte tijd vast te houden en bewerken. Een verhoogde score op Emotieregulatie suggereerde ook een beperkte beheersing van emoties of wellicht een explosief temperament, met meer problemen thuis dan op school.

De scores op de schalen Inhibitie en Werkgeheugen kunnen een diagnose ADHD ondersteunen. De scores van Tim op deze schalen waren klinisch verhoogd, met de meeste T-scores boven de 70. Dergelijke scores komen veel voor bij kinderen of jongeren met een diagnose ADHD. Op basis van de resultaten van het neuropsychologisch onderzoek, ontwikkelingsanamnese, kindgesprek, observaties, familiegeschiedenis met ADHD, en de BRIEF-2 ouder- en leraarrapportages, werd de diagnose ADHD van het gecombineerde type vastgesteld.

Gezien de ernst van zijn symptomen en de impact op het dagelijks leven, werd proefmedicatie geadviseerd. Na tien weken medicatie werd opnieuw de BRIEF-2 ingevuld. Zowel de scores van de ouder als van de leraar lieten over het algemeen verbeteringen zien. De leraar rapporteerde lagere scores op de schalen Werkgeheugen en Emotieregulatie. Ook Tims ouders rapporteerden een afname in gedragsregulatieproblemen. Emotieregulerende problemen bleven thuis bestaan, maar de problemen met het werkgeheugen en de concentratie verminderden aanzienlijk.

De bevindingen aan de hand van de BRIEF-2 hielpen om een ondersteunende interventie op twee doelen te richten. Gezien het belang van goede inhibitie voor de meeste andere aspecten van de executieve functies, was het eerste doel het verbeteren van die inhibitie. Het tweede doel was het verbeteren van het algehele cognitief functioneren. Een behandelprogramma gericht op de omgeving, het gezin, de school en Tim zelf werd geïmplementeerd. Tims huisarts en ouders overlegden samen om de meest effectieve medicatie en dosering te vinden. Een oudertraining in gedragsmanagement werd aanbevolen, en er werd een gedragsprogramma met positieve ondersteuning op school en thuis opgezet. Het ontwikkelen van effectievere reacties op stress (emotieregulatie) was ook een aandachtspunt. Tim leerde social scripts om hem te helpen anders te reageren op leeftijdsgenoten als hij zich boos voelde en scripts met expliciet gedrag om hem te helpen woede-uitbarstingen te voorkomen. Onder begeleiding in kleine groepen huiswerk maken werd onderdeel van het dagelijkse schoolprogramma van Tim. De begeleider hielp Tim ook met routines voor het plannen van zijn dag, het bijhouden van zijn schoolwerk en het ordenen van zijn schoolspullen.

Deze casus is afkomstig uit de Nederlandstalige BRIEF-2 handleiding. 

BRIEF-2 startpakket (handleiding, 10 Ouder-, 10 Leraar-, 10 Zelfrapportagelijsten en profielformulieren, in box)
BRIEF-2 BRIEF-2 Vragenlijst executieve functies voor 5- tot en met 18-jarigen door Mariëtte Huizinga, Diana Smidts