Eén op de vijf mensen krijgt dementie. Als gevolg van de vergrijzing blijft het aantal mensen met de ziekte groeien naar meer dan een half miljoen in 2040 (Alzheimer Nederland, 2021). De combinatie van de vergrijzing en de toegenomen diversiteit binnen de Nederlandse samenleving, evenals de verhoogde prevalentie van dementie onder ouderen met een migratieachtergrond, onderstreept het belang van de ontwikkeling en het gebruik van instrumenten waarmee op een taalonafhankelijke manier de cognitieve achteruitgang bij ouderen in kaart gebracht kan worden.
Bij een vermoeden van dementie kan een neuropsychologisch onderzoek (NPO) worden ingezet om vast te stellen in welke mate er sprake is van cognitieve beperkingen die hiermee samenhangen wat de consequenties daarvan zijn op het dagelijks leven. Bij een NPO worden specifieke cognitieve vaardigheden onderzocht, waaronder het geheugen, de concentratie, de informatieverwerking en het vermogen tot planning/organisatie. Ook wordt er gekeken naar het algehele niveau van functioneren, het emotioneel welbevinden en de persoonlijkheidskenmerken. Een instrument dat veelvuldig bij een NPO wordt ingezet om de (volgehouden) aandacht en interferentie bij mensen met dementie in kaart te brengen is de Stroop-test (Stroop, 1935). Interferentie treedt op wanneer incongruente kleuren (bijvoorbeeld in groen geschreven ’rood‘) opgenoemd moeten worden. Mensen met dementie alsook mensen met hersenletsel presteren afwijkend op deze test.
Het gebruik van de Stroop-test kent echter enkele nadelen voor de steeds groter wordende groep mensen met een migratieachtergrond. Nadeel is namelijk dat deze onlosmakelijk is verbonden met het vermogen om te kunnen lezen (Cox et al., 1997). Dit maakt het instrument onbruikbaar bij mensen die de Nederlandse taal niet of nauwelijks machtig zijn. Mensen die niet kunnen lezen zullen namelijk meer moeite hebben met het eerste deel van de test (Woorden lezen), maar daarna ten opzichte van geletterde personen juist relatief snel het derde deel van de test kunnen uitvoeren (Woorden in Kleuren), omdat zij hierbij niet worden gehinderd door een natuurlijke neiging om de woorden te lezen.
Om dit probleem te omzeilen is de Five Digit Test (FDT) ontwikkeld. Bij de FDT is ervoor gekozen de geschreven woorden (‘rood’, ‘blauw’, ‘geel’ en ‘groen’) te vervangen door visuele symbolen die in de regel gemakkelijk te herkennen en benoemen zijn: groepen cijfers, die kunnen worden geteld als ‘een’, ‘twee’, ‘drie’, ‘vier’ en ‘vijf’. Het uitgangspunt is dat ook veel laaggeletterde personen bekend zijn met de getallen een tot en met vijf en tot vijf kunnen tellen en dat de prestatie op de test minder afhankelijk is van taal en opleiding (Sedó et al., 2001; Sedó, 2004a; Sedó & DeCristoforo, 2001). De FDT kan met dezelfde materialen in alle landen worden gebruikt waar het Arabisch-Indische systeem van cijfernotatie wordt gebruikt (dat wil zeggen de schrijfwijze zoals wij deze in Nederland kennen). Een aanvullend voordeel is dat de FDT vanwege zijn achromatische presentatie ook kan worden afgenomen bij mensen met problemen in de kleurwaarneming/kleurenblindheid.
De FDT beoogt de volgende aspecten van het cognitief functioneren te meten:
1) de snelheid van informatieverwerking;
2) de mogelijkheid om de aandacht te richten, vol te houden en te switchen;
3) het vermogen om met interferentie om te gaan.
De FDT bestaat uit vier verschillende subtests met een oplopende moeilijkheidsgraad. Bij de eerste subtest (‘Lezen’) dient voor een rij vakjes steeds het cijfer in het vakje gelezen te worden. Bij de tweede subtest (‘Tellen’) dient het aantal sterretjes in het vakje geteld te worden. Bij de derde subtest (‘Inhibitie’) dient het aantal cijfers in het vakje geteld te worden, waarbij het aantal cijfers niet overeenkomt met het afgedrukte cijfer; zodoende moet de automatische reactie om het cijfer op te lezen onderdrukt te worden. De vierde subtest (‘Inhibitie/Switching’) lijkt op de derde subtest, alleen dient er ook nog afgewisseld te worden tussen het de ene keer oplezen van het cijfer en de andere keer het tellen van het aantal cijfers.
Hieronder wordt in een casus beschreven hoe de FDT in de praktijk ingezet kan worden.
Dhr. Aziz is een 78-jarige, van oorsprong Marokkaanse man, die wordt verwezen naar de geheugenpolikliniek vanwege cognitieve klachten. Hij is bijna vijftig jaar geleden naar Nederland gekomen en sprak thuis Marokkaans met zijn familie; in het kader van zijn werk heeft hij echter ook een beetje Nederlands leren spreken. Hij heeft een paar jaar basisschool doorlopen, maar hij heeft niet de kans gehad deze af te maken omdat hij moest gaan werken. In Nederland werkte hij als conciërge. Hij kan een beetje lezen en schrijven. Wat betreft de cognitieve klachten merkt hij sinds een paar jaar dat hij soms problemen heeft met het kortetermijngeheugen. Informatie komt soms wel weer terug als iemand hem een hint geeft. Daarnaast merkt hij dat informatie wat langzamer lijkt binnen te komen en dat hij zich wat meer terugtrekt en stiller is op verjaardagen. Twee dingen tegelijk doen lukt niet meer en hij heeft bij steeds meer activiteiten hulp nodig.
Dhr. Aziz krijgt een uitgebreid neuropsychologisch onderzoek. Op een screeningsinstrument voor het algeheel cognitief functioneren behaalt hij een score net boven de afkapwaarde. Op een geheugentest voor het signaleren van geheugenproblemen specifiek voor ouderen met een migratieachtergrond (foto-Visuele Associatie Test; VAT) behaalt hij een zeer lage score. Op twee taken voor aandacht en executieve functies behaalt hij uitzonderlijk lage scores ten opzichte van de normgroep. Beide taken werden afgebroken omdat hij veel fouten maakte bij beide tests. De ADI-NL depressievragenlijst geeft geen aanwijzingen dat er depressieve klachten spelen die de prestaties kunnen verklaren noch maakt hij een sombere indruk bij het testonderzoek.
Voor aanvang van de FDT wordt aan meneer gevraagd om een aantal van de afgedrukte cijfers op te lezen en om wat van de sterren uit het voorbeeld te tellen. Dit lukt voldoende maar wel op een consistent laag tempo. Meneer voltooit de subtest lezen in 94 seconden en maakt daarbij een fout; de subtest Tellen rondt hij af in 87 seconden, met eveneens een fout. De subtest Inhibitie rondt hij af in 152 seconden, waarbij hij negen fouten maakt. De subtest Inhibitie/Switching wordt afgebroken, omdat het hem ook na herhaalde instructie niet lukt om de bij Inhibitie aangeleerde regel te onderdrukken bij de vetgedrukte items. Hij kan wel uitleggen wat de bedoeling is, maar zodra hij de regel moet toepassen begaat hij steeds dezelfde fout.
Zoals te zien op het scoreformulier behaalde meneer op alle FDT subtests een uitzonderlijk lage score (percentielscore kleiner dan een). De prestaties op de FDT komen overeen met de uitzonderlijk lage prestaties op de andere tests die hetzelfde beogen te meten. Op basis van het neuropsychologisch onderzoek zijn er zodoende duidelijke aanwijzingen dat er sprake is van een stoornis in de mentale verwerkingssnelheid/aandacht. Er zijn geen redenen om te vermoeden dat de score verlaagd was omdat meneer niet goed kon tellen of lezen. Naast mentale traagheid zijn er ook aanwijzingen voor stoornissen in de executieve functies, gezien het grote aantal fouten dat hij maakt op de executieve subtests (waarvan er één daarom zelfs moet worden afgebroken). Deze stoornissen, alsmede de problemen in het actief opdiepen uit het geheugen, zouden goed kunnen passen bij de door patiënt en dochter gerapporteerde klachten in het dagelijks leven. Op de aanvullende MRI-scan worden aanwijzingen gevonden voor zowel vasculaire schade als hippocampusatrofie. Samengenomen met het cognitieve profiel lijkt het te gaan om een gemengde vorm van alzheimerdementie en vasculaire dementie. Er werd uitleg gegeven over de bevindingen op het neuropsychologisch onderzoek en een casemanager dementie ingeschakeld om patiënt en zijn familie te ondersteunen en zorg te organiseren.
Alzheimer Nederland (2021). Factsheet cijfers en feiten over dementie. www.alzheimer-nederland.nl.
Cox, C. S., Chee, E., Chase, G. A., Baumgardner, T. L., Schuerholz, L. J., Reader, M. J., Mohr, J., & Denckla, M. B. (1997). Reading proficiency affects the construct validity of the stroop test interference score. The Clinical Neuropsychologist, 11(2), 105–110.
Sedó, M., & DeCristoforo, L. (2001). All language verbal tests free from linguistic barriers. Presented to the XXIst Annual Academy Conference of the “National Academy of Neuropsychology”, San Francisco, November 2001.
Sedó, M. A. (2004a). The “Five Digit Test”: a color-free, non-reading alternative to the Stroop. International Neuropsychological Society Liaison Committee Newsletter, 13, 6-7.
Sedó, M. A., & DeCristoforo, L. (2001). All-languages verbal tests free from linguistic barriers. Revista Española de Neuropsicología, 3, 68-82.
Stroop, J. R. (1935). Studies of interference in serial verbal reactions. Journal of Experimental Psychology, 18, 643-662.