In de afgelopen jaren is het percentage kinderen en jongeren met mentale gezondheidsproblemen zorgelijk gestegen. In 2022 rapporteerde maar liefst 30% van de jongeren emotionele problemen1. Recent Nederlands onderzoek (2023) suggereert dat het zelfbeeld een ‘stoornis’-overstijgende rol speelt, en daarmee een waardevol startpunt voor psychodiagnostiek en ondersteuning van de mentale gezondheid kan zijn. In dit artikel wordt het onderzoek beschreven, waarin 753 kinderen van 8 tot 18 jaar de Piers-Harris-3 (een nieuwe zelfrapportagelijst over zelfbeeld) hebben ingevuld. De resultaten wijzen uit dat alle groepen kinderen met zelfgerapporteerde stoornissen een lager zelfbeeld hebben dan kinderen zonder dergelijke problemen2.
Het begrip ‘zelfbeeld’ kan worden samengevat als de beschrijving en waardering van het eigen gedrag en de eigen attitudes. Het omvat wat een persoon van zichzelf vindt op verschillende domeinen, zoals het sociaal functioneren, het uiterlijk of de intellectuele capaciteiten. Het zelfbeeld wordt door biologische en culturele factoren gevormd, evenals door ervaring. Over het algemeen geldt dat hoe ouder kinderen worden, hoe meer hun oordeel over zichzelf differentieert over verschillende situaties en contexten, en afhankelijk is van dat wat leeftijdsgenoten van hen vinden2.
Er is veel wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de relatie tussen het zelfbeeld en psychopathologie. In de definities van meerdere zogeheten ‘stoornissen’ speelt het zelfbeeld een belangrijke rol. Een voorbeeld is Anorexia Nervosa, een eetstoornis, waarbij een laag zelfbeeld en veel zelfkritiek centraal staan in het ziektebeeld3,4,5. Ook wordt het zelfbeeld gezien als een belangrijke factor in het ontstaan en de ontwikkeling van stemmingsstoornissen zoals een depressie of angststoornis. Zo is negatieve zelf-evaluatie een van de meest voorkomende symptomen van depressie bij jongeren, en volgens verscheidene onderzoeken zelfs voorspellend voor de ernst van de stemmingsgerelateerde problematiek6,7. Verder suggereert onderzoek dat een lager zelfbeeld onder kinderen en jongeren met ontwikkelingsproblematiek als ADHD8, ASS9, en leerstoornissen als dyslexie en dyscalculie10,11 van invloed kan zijn op het mentale welzijn van deze groep.
In de definities van meerdere zogeheten ‘stoornissen’ speelt het zelfbeeld een belangrijke rol
Om de rol van het zelfbeeld als transdiagnostische factor verder te toetsen, is Nederlands onderzoek (2023) uitgevoerd2. In dit onderzoek hebben 753 kinderen tussen de 8 en 18 jaar de Piers-Harris-3 ingevuld, een nieuwe zelfrapportagelijst over zelfbeeld. De resultaten wijzen uit dat alle groepen kinderen met zelfgerapporteerde stoornissen een lager zelfbeeld hebben dan kinderen zonder dergelijke problemen.
1. Internaliserende stoornissen
Op alle gebieden van het zelfbeeld rapporteerden kinderen met angst- en depressieklachten een lager zelfbeeld dan kinderen zonder deze klachten. In het bijzonder ervaren deze kinderen en jongeren een lage mate van geluk en tevredenheid over hun leven: ze zijn beduidend minder tevreden met het leven dat ze leiden en hebben minder zin in de toekomst.
Om te onderzoeken in hoeverre de score op de Piers-Harris-3 samenhangt met kenmerken van depressie, is de CDI-2 depressievragenlijst bij 318 kinderen afgenomen12. Er kan een duidelijke conclusie worden getrokken: hoe méér kenmerken van depressie kinderen en jongeren rapporteren, hoe lager hun zelfbeeld op alle domeinen is. Kinderen en jongeren die op de CDI-2 geen klinisch opvallende hoeveelheid depressiesymptomen rapporteren, zijn op basis van hun zelfbeeld duidelijk te onderscheiden van kinderen die wél (sub)klinische depressieklachten ervaren.
Ook met de Mini-SCL13 is gekeken naar de relatie tussen de Piers-Harris-3 en kenmerken van depressie, angst en somatisatie. Ook hier blijkt een duidelijk verband tussen deze concepten en het zelfbeeld. Hoe lager het zelfbeeld, hoe méér symptomen van depressie, angst en somatisatie kinderen en jongeren gemiddeld ervaren.
2. Leerstoornissen
Over het geheel rapporteren kinderen en jongeren met dyslexie en dyscalculie een lager zelfbeeld dan kinderen zonder leerproblemen. In lijn met de problematiek van deze kinderen en jongeren, blijkt het zelfbeeld vooral laag als het aankomt op hun intellectueel functioneren. Kinderen met leerproblemen rapporteren een sterk lager vertrouwen in hun intellectuele capaciteiten en in hoe goed zij vinden dat zij presteren op school.
3. Autismespectrumstoornis
Ook kinderen en jongeren met een autismespectrumstoornis rapporteren op alle vlakken een lager zelfbeeld. Kinderen met ASS ervaren met name een laag zelfbeeld als het aankomt op hun sociaal functioneren en de mate waarin zij sociaal geaccepteerd worden, en ze zijn minder gelukkig en tevreden over het leven dat zij leiden.
4. ADHD
Tot slot is ook onder kinderen en jongeren met ADHD het zelfbeeld gemiddeld aanzienlijk lager dan onder kinderen zonder deze (of andere) problematiek. Kinderen met ADHD beoordelen zichzelf als onvoldoende in staat om hun gedrag aan te passen aan de verwachtingen vanuit hun omgeving. Ook geven kinderen met ADHD aan dat zij minder vertrouwen in hun intellectuele vaardigheden en prestaties op school hebben.
Deze bevindingen benadrukken het belang van het in kaart brengen van het zelfbeeld, maar vooral ook vervolgens het betrekken van het zelfbeeld bij preventie- en interventiemethoden wanneer wordt gewerkt aan de mentale gezondheid van kinderen en jongeren.
Met de Piers-Harris-3 wordt het zelfbeeld van kinderen en jongeren (8 t/m 17 jaar) eenvoudig en betrouwbaar in kaart gebracht. De resultaten helpen bij het classificeren van verschillende stoornissen, identificeren kinderen die een risico lopen om psychopathologische aandoeningen te ontwikkelen, en helpen bij het plannen, monitoren en evalueren van behandelprogramma’s.