Pedagogiek

Hoe ga je als leerkracht om met sociaal storend gedrag?

Dat ene meisje dat haar medeleerling altijd van alles toefluistert, terwijl die rustig probeert te werken. Die clique van drie leerlingen, die andere kinderen op het schoolplein buitensluit of soms zelfs pest. Of dat jongetje dat ronduit weigert om zijn taak af te maken, al schets je nog zo duidelijk wat jouw verwachtingen zijn. Sociaal storend gedrag van leerlingen kun je er niet altijd bij hebben, maar komt nou eenmaal voor. Hoe ga je daarmee om?

Sociaal storend gedrag: hoe ziet dat eruit?

Sociaal storend gedrag bestaat in verschillende vormen. Waar de één opstandig gedrag vertoont, wordt de ander agressief. Naast deze twee typen storend gedrag zien we ook dat kinderen anderen expres ergeren, antisociaal gedrag vertonen, of boosheid en driftbuien laten zien. Dergelijk gedrag is niet alleen storend voor medeleerlingen en voor jou als leerkracht, ook heeft het veel nadelige effecten voor het kind zelf. Op de meer korte termijn zien we dat kinderen die sociaal storend gedrag vertonen, vaak minder populair zijn onder leeftijdsgenootjes. Door de negatieve aandacht die deze kinderen veel krijgen, ontwikkelen ze al gauw een vijandig wereldbeeld. Verder heeft sociaal storend gedrag een negatief effect op de leerontwikkeling en soms zelfs schorsing tot gevolg. Op de lange termijn geldt dat kinderen die langdurig sociaal storend gedrag laten zien, later in het leven een groter risico lopen op verslaving, werkeloosheid, psychiatrische problematiek en ook internaliserende problemen zoals depressie en angststoornissen. Kortom: een onwenselijke situatie voor alle betrokkenen, inclusief het kind zelf.

Oog voor het kind

Het is van belang om te onthouden dat gedrag altijd een oorzaak heeft. In een aanpak van het gedrag moet er alleen al daarom oog zijn voor het kind als individu. Straffen en belonen, veelgebruikte technieken om gedrag te sturen, werken bijvoorbeeld niet altijd: niet ieder kind is daar even gevoelig voor. Ook het temperament van het kind heeft invloed op de aanpak van storend gedrag. Verder spelen kindfactoren als de intelligentie en executieve functies een belangrijke rol. Dat kan zijn omdat deze bijdragen aan de oorzaak van het storend gedrag (een kind heeft veel moeite met de lesstof en gaat daarom een ander irriteren), alsook aan het vermogen om te gaan met jouw regels en autoriteit (een kind met een zwak werkgeheugen heeft bijvoorbeeld meer moeite om regels te onthouden en daarmee op te volgen).

Omdat eenzelfde aanpak niet voor ieder kind werkt, is het belangrijk om het sociaal storend gedrag aandachtig te analyseren. Waar komt het gedrag vandaan, in welke situaties doet het zich vaak voor? Welke patronen herken je, hoe draag jij daaraan bij? Wat zijn de mogelijkheden van het kind? Geef je het kind wel een competent gevoel in de groep? En dan: wat heeft het kind nodig? Soms hebben leerlingen baat bij hulp met het leren oplossen van sociale probleemsituaties, andere kinderen leren graag meer over boosheid en hoe met gevoelens om te gaan. In bijna alle gevallen heeft de leerling iets van jou als leerkracht nodig.

Oog voor jezelf als leerkracht

Het is minstens zo belangrijk om te reflecteren op jouw eigen gedrag en gevoelens in de klas. Volgens de operante leertheorie wordt gedrag bepaald door wat eraan achteraf, maar ook wat eraan vooraf gaat. Als leerkracht heb je daarmee veel invloed op het gedrag van leerlingen en kun je proactief handelen. De manier waarop je opdrachten geeft, kan bijvoorbeeld het verschil maken of het kind wel of geen storend gedrag vertoont. Positieve, voor het kind haalbare opdrachten leiden bijvoorbeeld veel minder vaak tot conflicten dan negatieve overvraging. Tot VOOR hoort ook de omgeving: de klas. Het klimaat moet daarbij aan bepaalde voorwaarden voldoen. NA reactie van het kind kun je als leerkracht net zo goed verschil maken. Wanneer moet je complimenten geven, belonen, wanneer juist niet reageren of een time-out geven? Onder andere hierover leer je in Brutaal, boos of agressief gedrag op school. Het boek helpt je concreet verder, bijvoorbeeld met het Twaalf Stappen Plan van het aanpakken van sociaal storend gedrag, gebaseerd op (cognitief) gedragstherapeutische methoden.

Tot slot: oog voor het systeem

Tot het systeem behoor jij niet alleen zelf, als leerkracht van een leerling, ook ouders en eventuele hulpverlening moeten worden meegenomen in de aanpak van sociaal storend gedrag. Samenwerking staat daarbij centraal. Maar om die samenwerking te bereiken is er vaak al veel nodig: het leren omgaan met wederzijds kritiek, eerlijk met elkaar in gesprek durven gaan en eensgezindheid bereiken over prioriteiten. Het maken van een plan van aanpak waar ieder zich in kan vinden, is niet altijd makkelijk. Het meenemen van de juiste wetenschappelijke en theoretische kennis, helpt je daarbij. Het belangrijkste uitgangspunt is dat ouders het goed doen als ze dat kunnen. Ouders die niet het beste voor hebben met hun kind(eren) vormen de uitzondering op de regel. Iedere opvoeder heeft kwaliteiten en weet vaak zelf wat goed werkt in de opvoeding van zijn kind. Wanneer je je bewuster wordt van je eigen talenten en vaardigheden, ontdek je meer mogelijkheden. Zo ontstaat er ook meer ruimte voor creatieve oplossingen voor problemen.

Bovenstaande tekst is een kleine greep uit ‘Brutaal, boos of agressief gedrag op school’ en ‘Opvoedwijzer driftbuien & woedeaanvallen’. De boeken staan boordevol inzichten, tips, checklists, stappenplannen en werkbladen. Het is onmogelijk om dit alles in één artikel te vatten. Wil je graag meer weten over dit onderwerp? Bekijk dan deze boeken eens.

Meer lezen?

Brutaal, boos of agressief gedrag op school bevat adviezen en handvatten hoe leerkrachten van het primair en voortgezet onderwijs kinderen met sociaal storend gedrag meer passend gedrag kunnen leren.

 

Sommige kinderen lijken letterlijk te kunnen ontploffen. Op school, in een winkel of thuis, het gaat even niet zoals ze dachten en… boem! Opvoedwijzer driftbuien en woedeaanvallen biedt eenvoudige en praktische strategieën voor ouders en leerkrachten om hiermee om te gaan.

Alle kinderen zijn weleens brutaal of boos. We spreken echter van gedragsproblemen als dit vaak voorkomt en als het gedrag nadelige gevolgen heeft voor het kind of de omgeving. Gedragsproblemen bij kinderen is een wegwijzer voor ouders met kinderen van 3 tot 13 jaar met gedragsproblemen.