Om iemands intelligentie vast te stellen worden meestal meerdere testonderdelen afgenomen. Het intelligentieniveau wordt vervolgens bepaald door de resultaten op deze onderdelen op te tellen en te vergelijken met de prestaties van leeftijdsgenoten. Maar het maakt natuurlijk veel uit welke testonderdelen je afneemt en bij elkaar optelt. De inhoud van dit totaal IQ verschilt per test. Een goed model om de IQ-scores van tests met elkaar te vergelijken is het Cattell-Horn-Carroll (CHC)-model.
Wat is het Cattell-Horn-Carroll model (CHC)?
Meer dan 100 jaar geleden ontstonden de eerste theorieën over intelligentie en daarop gebaseerde intelligentietests. Momenteel is het meest gebruikte model van intelligentie het Cattell-Horn-Carroll model (CHC) (zie Horn & Blankson, 2012; Resing, 2015). Internationaal wordt het model erkend als "momenteel de beste beschrijving van de structuur van menselijke intelligentie" (Keith & Reynolds, 2010) en een goede basis voor implementatie in de praktijk. In het CHC-model bestaat intelligentie uit drie lagen. De eerste laag bestaat uit alle cognitieve taken die vandaag en in het verleden werden gebruikt: de subtests van onze intelligentietests. Al deze taken kunnen worden gegroepeerd in acht factoren. Deze acht factoren vallen op hun beurt weer onder een algemene hogere-orde factor, de g-factor of totaal IQ (Resing, 2015; Keith & Reynolds, 2010).