De tafel dekken, afspraken maken, tanden poetsen, boodschappen doen: adaptieve vaardigheden zijn belangrijk om in het dagelijks leven goed te kunnen functioneren. Maar hoe krijg je op een betrouwbare manier zicht op al deze gedragingen? En hoe relevant is het eigenlijk om adaptieve vaardigheden in kaart te brengen? Wij vroegen het aan prof. dr. Ilse Noens, die met haar collega’s uitgebreid onderzoek heeft gedaan naar adaptief gedrag bij mensen met autismespectrumstoornissen. Tevens is zij één van de auteurs van de Nederlandstalige ABAS-3, een instrument dat het adaptief gedrag van kinderen en volwassenen in kaart brengt.
Wat is adaptief gedrag eigenlijk precies?
Adaptief gedrag omvat de vaardigheden die een individu nodig heeft om tegemoet te komen aan de verwachtingen van zijn/haar omgeving. Het gaat hierbij om gedragingen die iemand daadwerkelijk laat zien in het dagelijks leven en niet om datgene waartoe iemand potentieel in staat is. Je kunt adaptief gedrag in drie categorieën indelen: conceptuele, sociale en praktische vaardigheden. Conceptuele vaardigheden laten bijvoorbeeld zien in hoeverre je iets aan anderen kunt uitdrukken en begrijpt wat de omgeving jou duidelijk maakt, de mate waarin je in dagelijkse situaties leest, schrijft, of rekent, maar ook afspraken maken of beslissingen nemen zijn voorbeelden van conceptuele vaardigheden. Sociale vaardigheden zeggen iets over hoe je met andere mensen omgaat en hoe je je vrije tijd invult. Voorbeelden hiervan zijn vriendschappen aangaan, beleefd zijn, anderen helpen, of je aan spelregels houden. Praktische vaardigheden zijn het meest concreet en hebben betrekking op gedrag dat nodig is om thuis en in de maatschappij zelfredzaam te zijn. Voorbeelden hiervan zijn huishoudelijke taken uitvoeren, je telefoon gebruiken, tanden poetsen, gebruik maken van vervoersmiddelen, of medicatie op een correcte wijze gebruiken.