Golven van gedrags- en cognitieve therapieën
Het hierboven beschreven tijdperk van behaviorisme staat ook wel bekend als de Eerste Golf van de gedrags- en cognitieve therapieën. Principes die ontwikkeld waren via werk met dieren werden systematisch getest op menselijke cliënten. Er werden zo een aantal effectieve methodes voor gedragsmodificatie ontwikkeld die tot op de dag van vandaag op de lijst van evidence-based procedures staan. Wat zo mooi aan de behavioristische psychologie was en nog steeds is, is de focus op veranderprincipes met een hoge mate van precisie, reikwijdte en diepgang. Maar de behavioristen van destijds konden de complexiteit van de menselijke gedachten en de rol ervan bij ons gedrag niet adequaat verklaren. Veel mensen schreven het behaviorisme daarom af omdat het geen goede verklaring wist te bieden voor de menselijke cognitie.
De gedragstherapie was nog geen decennium oud toen Aaron Beck, Albert Ellis en anderen het voortouw namen bij de ontwikkeling van CGT. De centrale focus van deze Tweede Golf van het behaviorisme was het rechtzetten van het onvermogen om een goede verklaring te bieden voor de sturende rol van onze gedachten bij ons gedrag. CGT gooide de gedragstherapeutische methodes niet overboord, maar integreerde vrijwel alle eerdere werkwijzen, zoals geleidelijke blootstelling aan bronnen van angst om fobieën te genezen (exposure). Bovendien werden er veel werkwijzen toegevoegd die gericht waren op verandering van de inhoud van gedachten. Deze nieuwe methodes zouden het hart en de ziel van CGT gaan vormen.
De kern van de theorie luidde dat niet-helpende gedachten tot niet-helpende emoties leiden, die op hun beurt aanleiding geven tot abnormaal gedrag. Bij hun pogingen om niet-helpende gedachten te veranderen vroegen CGT-pioniers hun cliënten wat ze dachten en probeerden zij vervolgens op basis van verschillende theoretische ideeën de gedachten aan te pakken die in hun ogen pathologie bevorderden. De basismethode was als volgt: patiënten moesten hun gedachten en emoties rationeel benaderen, het bewijsmateriaal ervoor en ertegen onderzoeken en vervolgens doelbewust een nieuw standpunt innemen dat consistent was met het bewijs, en dus relatief accuraat.
Het onderliggende idee van CGT was logisch en duidelijk, en dat droeg bij aan de aantrekkingskracht.
Terwijl de gedragstherapie gebaseerd was op duizenden zorgvuldige experimentele onderzoeken naar leerprocessen in dierenlaboratoria die een grote precisie en reikwijdte hadden, was bij CGT het begrip van hoe de geest werkt primair gebaseerd op gesprekken met cliënten en op door hen ingevulde vragenlijsten. Er was niet eens een vastomlijnde definitie van het begrip ‘gedachte’! De laboratoriumwetenschap was nog steeds niet bij machte om een adequate verklaring te bieden voor de menselijke conditie, en de CGT-gemeenschap wist niet hoe zij dat gat moesten dichten.
Maar CGT-methodes leveren wél goede resultaten op. Wat CGT aan gedragstherapie toevoegde, was inzicht in hoe gedachten ons gedrag kunnen beheersen. Maar men zag ook dat de cognitieve verandering die volgens CGT cruciaal was, in de praktijk na veranderingen in stemming of gedrag kwam, niet ervóór. Hoe we ons voelden en wat we deden leek soms niet-helpende gedachten in de hand te werken in plaats van andersom, en daar had CGT niet zo één-twee-drie een verklaring voor. Toen het op de waarom-vragen aankwam, begon de Tweede Golf te wankelen, en daar zijn de meeste CGT-onderzoekers het tegenwoordig tot op zekere hoogte over eens.
Een breed scala aan onderzoeken heeft uitgewezen dat CGT doorgaans niet werkt op de manier zoals oorspronkelijk werd beweerd, niet consistent althans. Heel grote en heel zorgvuldig uitgevoerde onderzoeken hebben aangetoond dat de resultaten van CGT niet wezenlijk veranderen met pogingen om gedachten te weerleggen en te wijzigen. Sterker nog: cognitieve methodes om gedachten te veranderen, bijvoorbeeld door depressieve mensen aan te moedigen om actiever te zijn, kunnen zelfs afbreuk doen aan de impact van de gedragstherapeutische methodes, terwijl die nog steeds onderdeel zijn van CGT! We weten nu dat de positieve effecten van CGT voornamelijk te danken zijn aan de gedragstherapeutische componenten. Op veel gebieden ontbreekt overtuigend bewijs van de waarom-antwoorden binnen de traditionele CGT. Deze benadering voldoet niet aan de norm voor een veranderproces met precisie, reikwijdte en diepgang, ook al is het nog steeds de gouden standaard in de psychologie.
Veel onderzoekers en therapeuten hebben er nog steeds moeite mee om de implicaties van deze bevindingen over de beperkingen van CGT te accepteren, maar er is een grote transitie gaande doordat veel CGT-onderzoekers CGT zelf steeds dichter naar ACT toe schuiven, een transitie die de afgelopen jaren is ingezet en zich nu razendsnel voltrekt. De periode van transformatie die we de laatste vijftien jaar hebben doorgemaakt staat ook wel bekend als de Derde Golf van cognitieve en gedragstherapeutische therapieën.
De belangrijkste verschuiving is die van een focus op wat je denkt en voelt naar op hoe je je verhoudt tot wat je denkt en voelt. Specifieker gezegd ligt de nieuwe nadruk op afstand leren nemen van wat je denkt, er notitie van nemen en je openstellen voor wat je ervaart. Deze stappen voorkomen de schade die pogingen om onze gedachten of gevoelens te vermijden of te beheersen ons toebrengen en geven ons de kans om onze energie te richten op het nemen van positieve acties die ons leed kunnen verlichten.