Zo heeft onderzoek1 uitgewezen dat lichte cognitieve stoornissen (MCI) en dementie drie à vier keer vaker voorkomen in bepaalde bevolkingsgroepen in Nederland (specifiek in Turkse, Marokkaanse en Surinaams-Hindoestaanse groepen). Neuropsychologen moeten daarom in de praktijk steeds meer rekening gaan houden met de diversiteit in opleiding, cultuur en taal in deze groepen. Het is bekend dat de resultaten op neuropsychologisch onderzoek sterk worden beïnvloed door factoren als taal, cultuur, opleiding en geletterdheid2. In de praktijk wordt er vaak gebruik gemaakt van visueel materiaal om taalbarrières te omzeilen. Aan het gebruik van visueel materiaal bij mensen met diverse achtergronden blijken echter nadelen te kleven. Zo speelt een invloed van cultuur een rol: veel stimuli — zoals de stelten, bever en krakeling van de ‘Boston benoemtaak’ — zijn cultuurspecifiek en daarmee niet altijd goed te herkennen voor mensen met een andere achtergrond. Ook het opleidingsniveau kan van invloed zijn. Eerder onderzoek3 toonde aan dat ongeletterde personen (zonder cognitieve klachten) een lagere score behaalden op benoemtaken die gebruikmaken van zwart-witte lijntekeningen dan geletterde mensen, terwijl deze groepen vergelijkbare scores behaalden als er echte objecten of gekleurde foto’s werden gebruikt. Blijkbaar is kleurinformatie voor analfabete personen belangrijk om de afbeelding goed te kunnen herkennen.